Cultuurcentrum Brugge

Jan De Cock 
meester-beeldhouwers

HOOFD HERCULES FARNESE


“Het woord is niet te vertrouwen, maar het beeld is zuiver”


Ik word graag meester-beeldhouwer genoemd. We leven in een maatschappij waarin media, adviescommissies, politici, serviceclubs... ons proberen wijsmaken dat vooruitgang in combinatie met groei, het adagio is van de toekomst. Maar het woord ‘groei’ alleen al jaagt mij angst aan. Wat ik doe is complex, barok en gelaagd. Het is totaal en allesoverheersend. Ik bied elk individu de ruimte om opnieuw te gaan nadenken over hoe dingen tot stand komen. Hoe dingen worden geschreven.  Het woord is niet te vertrouwen, maar het beeld is zuiverµ.

Tegenstellingen voeden, doe ik omdat ik zo ben. Toch is controverse is niet alles voor mij. De meeste kunstenaars zoeken de controverse op in de media om gehoord en gezien te worden. Dat staat mijlenver af van het harde labeur achter de schermen. Het opbouwen van een oeuvre doe je in stilte, in de schaduw. Waar mensen niet bij zijn. Je wordt pas een persoonlijkheid als je als kunstenaar beseft dat dingen nooit stilstaan.


Brugge


Ik ervaar Brugge niet als kleine of ‘brave’ stad. Alle maatschappelijke problemen in dit land, heb je hier ook. Je moet ze alleen willen zien. Brugge rust op de pijlers waarop andere plekken rusten. Ik heb gekozen voor deze stad omdat ik opnieuw complexiteit zoek. Ik ben bovendien naar hier gekomen omdat er één man is die mijn hart heeft gestolen: Jan Van Eyck. Zijn standbeeld staat hier aan de Spinolarei, op het Jan Van Eyckplein. Als Vlaanderen op een dag overweegt om nieuwe standbeelden te plaatsen voor mensen die een verschil hebben gemaakt, hoop ik dat ik erbij ben. Bij voorkeur wordt het beeld niet gemaakt door iemand is die aangeduid bij de gratie van iemand anders. Geef de kans maar aan gewone mensen. Think out of the box: breng Bruggelingen samen, maak een volksjury. Daar mogen de schrijnwerker, de dokwerker en de sociaal assistente van het OCMW voor mijn part in zetelen. Laat die mensen maar beslissen wie en wat het moet worden.

Het woord is niet te vertrouwen, maar het beeld is zuiver

 

Ik word graag meester-beeldhouwer genoemd. We leven in een maatschappij waarin media, politici, adviescommissies en serviceclubs ons proberen wijsmaken dat vooruitgang in combinatie met groei, het adagio is van de toekomst. Maar het woord ‘groei’ alleen al jaagt mij angst aan.

 

Waarom precies? 

Omdat groei staat voor ontsnapping aan het moment. Groei betekent dat iets niet wordt getolereerd op het moment dat het gebeurt. Als meester-beeldhouwer wil ik daarom een stilstand genereren vanuit een traditie, een klassieke manier van werken. Zo wil ik kunst en beeldcultuur terug een echte waarde geven, die van mijn voorvaderen. 

 

Moeten we dat als ‘back to basics’ interpreteren? 

Ja en neen. Wat ik doe is complex, barok en gelaagd. Het is totaal en allesoverheersend. Ik bied elk individu de ruimte om opnieuw te gaan nadenken over hoe dingen tot stand komen. Hoe dingen worden geschreven. Zo wordt er vandaag gedurig gepraat over fake news. Maar door het gedurig over fake news te hebben, los je dat probleem niet op. Het gaat erom dat je tussen de lijnen leert lezen en begrijpen wat fake news is. Dan ga je ook begrijpen hoe mensen door sociale media worden gemanipuleerd. 

 

Je wil mensen dichter bij de essentie van kunst brengen. Is het daarom dat je met The Bruges Art Institute jong talent onder je vleugels neemt en opleidt? 

Kijk, er zijn verschillende manieren om als individu iets na te laten. Ik heb van kindsbeen af individueel gewerkt. Ik ben bijvoorbeeld nooit bij de scouts geweest. Was dat wel gebeurd, dan was ik leider geworden en had ik mensen iets proberen mee te geven. Maar als je jong bent, ben je nog niet slim. Dus ik heb ervoor gekozen om individueel kunst te maken en de beste van de wereld te worden. Naarmate ik evolueerde, ging ik inzien dat je talent ook kunt doorgeven aan jonge mensen. Het knappe is dat ik de omschakeling kon maken in 2012. Toen is mijn private studio in Brussel een publieke school geworden. Het was voor die leerlingen en voor mezelf een stimulans om te veranderen. 

 

Vond je dat moeilijk? 

Enorm moeilijk. Je bent plots je privacy kwijt, je moet op zo’n plek rekening houden met meer dan 300 mensen. Het is de sociale media ‘live’. Je poneert iets en de reacties komen meteen terug. Live, hardcore, van ‘s morgen tot ‘s avonds. Mensen zeggen gedurig dat ze het wel of niet met je eens zijn. 

 

… wat het creatieve proces enigszins dwarsboomt. 

Er zijn dagen waarop het je inderdaad weghoudt van het zuivere creëren. Maar ik ben me beginnen realiseren dat, doordat mensen me energie ontnemen, ze me tegelijkertijd ook inspireren. Ik leerde dat er op één vraag meerdere antwoorden zijn. Je krijgt verbreding van perspectief, dat is het tegenovergestelde van wat ik kaviaarsocialisme noem. Kaviaarsocialisten zijn de mensen die, omdat ze met een dure plooifiets rijden en biologisch eten, denken dat ze milder zijn dan anderen. Maar ze zijn in wezen even radicaal. Je kunt je afvragen of zij bijdragen aan de verandering van het systeem. Ze zijn vaak poppen, van wie de poppenspeler zegt wanneer er geld verdiend mag worden of niet. 

 

Je schuwt de controverse en uitgesproken standpunten niet in die context. Vind je het belangrijk dat kunst de tegenstellingen voedt? 

Tegenstellingen voeden, doe ik omdat ik zo ben. Ik ben van nature iemand die kunstenaar is en mensen van mijn niveau hebben talent. Ze hebben gaven die andere mensen niet hebben. Maar die gaven moeten geschaafd worden, dus moeten we harder werken dan andere mensen. Het draait om de volharding om dat talent gedurig te verfijnen. Toch is controverse niet alles voor mij. De meeste kunstenaars zoeken de controverse op in de media om gehoord en gezien te worden. Dat staat mijlenver af van het harde labeur achter de schermen. Het opbouwen van een oeuvre doe je in stilte, in de schaduw. Waar mensen niet bij zijn. Je wordt pas een persoonlijkheid als je als kunstenaar beseft dat dingen nooit stilstaan. 

 

Mogen we dat proces dan verrijking noemen? Is het dat waar een kunstenaar als jij naar streeft? 

Ik noem het liever smaak of wetenschap, meer nog dan verrijking. Wetenschap is kennis. En in de lelijkheid moeten we de ontleding maken om te kunnen begrijpen waar iets voor staat. Je zou kunnen zeggen dat wie zich het meest verrijkt en probeert te begrijpen hoe de werkelijkheid eruitziet, het best abstractie kan maken van visies en vooroordelen. Die persoon slaagt erin om te bepalen dat smaak niet alles is, maar visie. Om te zien wat anderen niet zien. Het heeft te maken met opvoeding, en die hebben we nodig op het moment dat iedereen verkleefd is aan de smartphone. Ik geef les om die tendens te doorbreken. Ik ben misschien een idealist, maar ik ben ervan overtuigd dat idealisten soms het verschil kunnen maken in een kleine achterkamer. Dat probeer ik hier althans op mijn manier te doen. 

 

The Bruges Art Institute is een uit de kluiten gewassen werkplek. Wat heeft je voor Brugge doen kiezen? 

Ik ervaar Brugge alvast niet als kleine of brave stad. Alle maatschappelijke problemen in dit land, heb je hier ook. Je moet ze alleen willen zien. Brugge rust op de pijlers waarop andere plekken rusten. Als een stad alleen leeft voor het toerisme, is dat niet oké. Als een utopie alleen bestaat voor horeca, is er geen toekomst. Als het alleen draait om podiumkunsten en muziek en er wordt niet aan creatie gedaan, dan kan de stad zich niet vernieuwen. Als er geen instroom is van jonge mensen die naar hier willen komen, dan raakt het huisvestingsprobleem niet opgelost. Ik heb gekozen voor Brugge omdat ik opnieuw complexiteit zoek. Ik werk aan een dossier dat dingen wil laten veranderen en ik heb het goed voor met de stad. Ik hoop dat ik erin slaag om mensen te overtuigen om met mij samen te werken. Het moet alleen op een hoog intellectueel niveau gebeuren, zodat mensen zien dat een indringer met vers bloed kan zorgen voor een renaissance in de stad. Dat is waar Brugge al jaren naar snakt. 

 

Welke rol spelen jouw beelden in dat proces? 

Beelden zijn niet bezoedeld door woorden, combines en afspraken. Het woord is niet te vertrouwen, maar het beeld is zuiver, los van alle woorden. Ik werk onafhankelijk, heb ruim twintig jaar sociaal werk gedaan. Ik hoop dat ik hier medestanders vind, politici, ondernemers, van alle strekkingen. Dat ze inzien dat wat voor mij goed is, ook goed is voor kunstenaars, de economie en de toekomst van deze stad. 

 

Waar haal jij inspiratie uit? 

Uit de werkelijkheid. Als ik zie wat er allemaal fout loopt, maak ik er abstractie van en creëer ik dingen die niks met deze tijd te maken hebben. 

 

Raakt die werkelijkheid jou dan? 

Altijd. Je mag er geen rekening mee houden als je beelden maakt, maar je hebt wel een verantwoordelijkheid. Neem nu Francis Alÿs. Hij behoort als kunstenaar tot de wereldtop en woont al 35 jaar in Mexico. Hij maakt werken rond heikele thema’s in de politiek, zoals kinderen in Irak die door de oorlog niet meer mogen voetballen. Daardoor doen ze alsof ze voetballen met een bal. Alÿs was erdoor gefascineerd en heeft er in Irak een film over gedraaid. Hij besloot daarna om die te verkopen aan één van de rijkste galerieën ter wereld. 36 hedendaagse primitieven Eén exemplaar van zo’n film kostte een miljoen euro. Ik heb hem daarop aangesproken, gezegd dat hij niet mocht vergeten dat de ouders van die kinderen hem een half jaar gastvrij hadden ontvangen. Toen hij het werk wou verkopen aan David Zwirner, verwachtte ik dat hij de opbrengst zou terugschenken aan die kinderen. Alÿs was niet opgezet met mijn reactie en zei dat het niet aan hem was om problemen op te lossen in de wereld. Ik heb onderstreept dat je zo’n probleem niet kunt aankaarten zonder iets terug te geven. Als we in België komaf maken met het kolonialisme en standbeelden van Leopold II omverwerpen, kunnen we het kolonialisme geen nieuw leven inblazen op een andere plek in de wereld. 

 

We spreken over maatschappelijke verantwoordelijkheid. Net zoals jij ze destijds via het buurtwerk in Kuregem opnam. Bepaalt die ervaring jouw werk? 

Ik ben ervan overtuigd dat kunst iets moet zijn voor het volk, ten dienste van het volk. Bovendien moet kunst betaalbaar zijn, het mag maar een paar euro kosten. Om die reden heb ik indertijd de familie Albrecht in Duitsland nog voorgesteld om kunstwerken te gaan verkopen via Aldi. Ik volg hierin de gedachte van Antonio Gramsci: je moet vakmensen en stielmannen meenemen in het debat. Je moet ze opleiden om te leren kijken. Want als gewone mensen niet in contact komen met kunst, hoe kun je dan de wereld veranderen? 

 

Moet het elitaire dan uit de kunst weggeveegd? 

Neen, dat niet. De superrijken moeten de mensen onderaan de ladder, zoals ik, meenemen in het verhaal. Zo komen we bij een herverdeling van ideeën, gedachten en kunstwerken uit. Dat gaat verder dan een financiële herverdeling. 

 

We keren nog even terug naar de stad. Welke plek in Brugge koester je? 

Ik ben naar hier gekomen omdat er maar één man is die mijn hart heeft gestolen: Jan Van Eyck. Zijn standbeeld staat hier aan de Spinolarei, op het Jan Van Eyckplein. Als Vlaanderen op een dag overweegt om nieuwe standbeelden te plaatsen voor mensen die een verschil hebben gemaakt, hoop ik dat ik ook een standbeeld zal krijgen. Voor alle duidelijkheid: ik hoef niet in de plek van Van Eyck te komen. Waar het beeld staat, dat laat ik over aan de politiek en de administratie. 

 

Wie zou het standbeeld mogen maken, als je kon kiezen? 

Bij voorkeur niet iemand die is aangeduid bij de gratie van iemand anders. Geef de kans aan gewone mensen. Think out of the box: breng Bruggelingen samen, maak een volksjury. Daar mogen de schrijnwerker, de dokwerker en de sociaal assistente van het OCMW voor mijn part in zetelen. Laat die mensen maar beslissen wie de uitvoerend kunstenaar moet worden.