Cultuurcentrum Brugge

ELISABETH GETS HER WAY

GRIP / Jan Martens
 

Dansen op snaren

‘Een gedanst portret’. Zo noemt Jan Martens zijn dansvoorstelling Elisabeth gets her way. De geportretteerde is een muzikante, de portrettist een choreograaf. Maar wat is dat, een gedanst portret, en hoe verkrijg je dat? Wat zijn de artistieke ingrediënten die Martens gebruikt om tot dat gedanst portret te komen? Zijn lichaam, haar muziek en audiovisueel materieel.

 

Een danser en choreograaf: Jan Martens

Jan Martens (°1984) is een Belgische choreograaf. Hij kreeg zijn dansopleidingen in Tilburg en Antwerpen. In 2014 stond hij aan de basis van dansorganisatie GRIP. Jan Martens is ondertussen uitgegroeid tot een zeer gerenommeerde choreograaf in het Vlaamse en internationale podiumlandschap. In zijn werk combineert Martens een hoge graad van lichamelijke techniek met onderhuidse inhoudelijke statements. Zijn keuze voor bepaalde thema’s (genderongelijkheid, onconventionele schoonheid, digitalisering) en performers (van diverse achtergronden en leeftijden) getuigt hiervan. Ook in Elisabeth gets her way wil Martens een ondervertegenwoordigde stem in het voetlicht plaatsen: de Poolse klavecimbelspeelster Elisabeth Chojnacka. 

 

Een uitvoerder en haar instrument: klaveciniste Elisabeth Chojnacka

Een vijftal jaar geleden raakte Jan Martens gefascineerd door Elisabeth Chojnacka, een Poolse klaveciniste. Elisabeth gets her way is het artistieke resultaat van deze fascinatie. Het is een solodansvoorstelling rond de muzikante, met als artistiek doel: zijn lichaam bespelen zoals Chojnacka haar klavecimbel bespeelde. 

Het klavecimbel is een klavierinstrument dat vandaag vooral gezien wordt als barokke voorloper van de piano. De perceptie is dat het klavecimbel eerder behoort tot een afgesloten muziekhistorisch hoofdstuk. Elisabeth Chojnacka haalt het klavecimbel echter weg uit die schaduwpositie en toont het als een autonoom instrument dat nog altijd relevante klanken kan produceren voor de 20e eeuw. Jan Martens zal het op zijn beurt ook interessant maken voor de 21e eeuw. “Het was Chojnacka’s bedoeling om het instrument zichtbaar te houden voor de toekomst. Ik wil daar wel aan meehelpen”, stelde Martens in een interview tijdens het TheaterFestival 2022. 

Naast de keuze voor het instrument, is ook de keuze voor de muzikant opvallend. Deze voorstelling is geen ode aan een bepaalde componist of een bepaald muziekoeuvre. Elisabeth gets her way volgt een ander plan: het is een muzikale uitvoerder die centraal komt te staan. Niet de persoon die de klanken bedenkt, maar de persoon die deze klanken tot bij de toehoorder brengt. Dit onderscheidt Elisabeth gets her way van dansvoorstellingen die een componist of muziekstuk als uitgangspunt kozen. Renaissance-madrigalen, Goldbergvariaties, barokke koorwerken, of namen als Bach, Haydn en Verdi… Ze worden regelmatig uitgeroepen tot soundtrack van een dansvoorstelling. Jan Martens kiest echter resoluut voor een vrouw áchter een instrument. 

 

Muziekstukken: avant-garde door de snaren van de traditie 

“Er zijn bijzondere overeenkomsten over de eeuwen heen en die terugvinden, vind ik heerlijk”, horen we Chojnacka zeggen tijdens de voorstelling over het muzikale repertoire dat ze speelt. Het oude, traditionele muziekinstrument wordt door haar in feite futuristisch bespeeld: ritmisch en fel. Tijdens Elisabeth gets her way danst Martens op zeven stukken, waarvan zes uit de 20e eeuw en één uit de 16e eeuw. We horen achtereenvolgens componisten Manuel de Falla, Stephen Montague, Graciane Finzi, Zygmunt Krauze, een anonieme componist uit de 16e eeuw, Michael Nyman, en György Ligeti. 

Chojnacka toont hoe je met het klavecimbel (naar eigen zeggen) ‘rockklanken’ kan produceren. Martens onderzocht vervolgens hoe deze muziek een herbestemming kan vinden in het medium van de dans. De dialoog tussen beide kunstvormen is dan ook cruciaal in deze voorstelling. Klank en beweging zijn evenwaardige partners. Toch kan de specifieke verhouding van de dans ten opzichte van de muziek, wisselen doorheen de performance. Soms danst hij op de muziek, soms eerder met de muziek. Regelmatig zit Martens één-op-één op de muziek (alsof hij de noten aanraakt), en soms laat hij het meer los en wordt het muziekstuk de partner waarmee hij danst. Op, met, boven, onder, in, uit… Er zijn verschillende voorzetsels te ontwaren in de verschillende dansstukken. Hoe dan ook probeert Martens de muziek niet ‘na te doen’, maar bekijkt hij hoe je de klanken via een eigen dansvocabulaire kan versterken.

 

Audio- en beeldfragmenten: archiefmateriaal

Een laatste ingrediënt dat Martens gebruikt om zijn ‘gedanst portret’ te verkrijgen, zijn de audio- en beeldfragmenten. Op een groot projectiescherm verschijnen, tussen de dansuitvoeringen door, beelden van Elisabeth Chojnacka of horen we haar uitleg geven over het klavecimbel. In het eerste deel van de voorstelling zijn het vooral audiofragmenten, pas na verloop van tijd krijgen we de muzikante ook daadwerkelijk te zien. Dit is dramaturgisch gezien interessant, omdat het parallel loopt met Martens’ eigen zoektocht naar haar. Ook voor hem begon alles met één enkele opname en maakte hij pas later kennis met haar als persoon met een gezicht. Hij dook toen in archiefmateriaal, opnames en partituren, en deed zelf interviews in Parijs met mensen die haar gekend hebben. Het audiovisueel materiaal dat Martens zo verzamelde, vormt een mooie toevoeging aan zijn eigen dansante interpretatie.

 

“Ook iedere beweging van Martens, of die nu lyrisch is, minimalistisch, provocatief of ritmisch, past precies bij het moment uit haar carrière dat hij op dat moment wil uitlichten. Zonder te vervallen in nodeloze adoratie, schetst hij een weergaloos portret van een groot muzikante, en maakt ondertussen ook duidelijk hoe avant-garde werkt.” - Annette Embrechts, De Volkskrant, 15/7/2021

 

Tekst: Andreas Kwanten

De programmatekst en inleiding worden verzorgd door het team van De Zendelingen, een productiehuis voor multimediale content over podiumkunsten en een collectief van freelancers die werken rond omkadering.