Cultuurcentrum Brugge

Ria Verhaeghe

Count Your Blessings (10.000 x)

 

Nu begin ik mijn 5.000 + ste notenschelpjes te vullen. Ik vul de schelpjes (de meeste heeft mijn lieve Rikkie geledigd) zeer aandachtig, het is zo'n weldadig iets, het ruikt zo heerlijk, misschien word ik zo ietske dichter in dat wonderlijke leven van bijen betrokken. - Ria Verhaeghe 18.03.2024

 

“Ik ga dreamcatchen” lacht Ria Verhaeghe (°Roeselare, 1950) me toe met sterren in de ogen, nadat ik in haar atelier kletsnat neerplof op een stoel. “Dromen vangen, op de eerste etage van de Poortersloge. Alle vensters in de Exporuimte worden door curator Jan Verhaeghe met wit glasvliesbehang afgeplakt. Ik heb Jan gevraagd het middelste venster open te laten. Door dat venster zie je mijn huis aan de Spiegelrei. Niet dat ik per se mijn huis wil laten zien, wel de rei waar zich vroeger de haven van Brugge bevond. Ook mijn atelier geeft hierop uit, aan de overkant van de horizon. Ik vind dat open water in het hart van de Brugse binnenstad zo fascinerend. Al sinds corona registreer ik fotografisch het water van de rei. Ik noem die werken Panta Rhei Spiegelrei (2020-ungoing). Ik post ze op Facebook en Instagram. Het onstandvastige, veranderlijke, wisselende water fascineert me enorm. Heraclitus zei reeds ‘dat alles stroomt’. Voor mijn zolderraam dat uitgeeft op de rei, mediteer ik dagelijks. Ik voel me dan heel licht en vrij.”

 

Alles vloeit en stolt in een noot

 

De kamervullende installatie Dreamcatching (2024) in de Poortersloge bestaat uit notenschelpen gevuld met bijenwas. Het werk beslaat een veld van maar liefst tienduizend okkernoten. “De walnoot is een prachtige vrucht, goed beschermd en waardevol vanbinnen”, zegt de kunstenaar. 

 

Het motief past prachtig binnen het thema van de Triënnale-tentoonstelling, Het geheugen van het gebouw. Voor Ria Verhaeghe bestaat er immers wel degelijk een rechtstreeks verband tussen haar walnoot als drager van het gebouw en de Poortersloge, ooit de vergaderzaal voor de Brugse poorters. Ze fluistert ons in dat in de Griekse mythologie boomnimfen of Hamadryades ronddwalen, kinderen van de bosgeest Oxylos, elk verbonden aan één welbepaalde boom. Caria uit Laconië is de nimf van de notelaar en (in een eerder leven) de jongste dochter van koning Dion. Dionysos, de god van de roes en de wijn, ontstak in liefde voor haar, maar zou evengoed haar twee jaloerse zusters doden die allerlei slechte praatjes over hem hadden rondgestrooid. Caria stierf toen op haar beurt van verdriet, tot Dionysos haar omtoverde tot een heerlijk vruchtbare walnootboom. Later richtten de Laconiërs een tempel op ter ere van de nimf. Aan het voorportaal plaatsten ze drie vrouwenbeelden uit walnoothout die de dochters van koning Dion afbeeldden - houten sculpturen: zuilen en pilasters. Wij kennen dit type schragende vrouwenbeelden vandaag als Cariatiden. 

 

Met de mythe van de nimf Caria in het achterhoofd, wordt de installatie Dreamcatching van Ria Verhaeghe eensklaps architectuur. Samen genomen vormen haar onooglijk kleine materialen - walnoothelften - de verbeelding van de spreekwoordelijke pijlers van de Poortersloge: het wassende, vruchtbare water. We spreken dan van de bloeiende Brugse aanleghaven die meer dan een half millenium geleden garant stond voor de rijkdom en uitzonderlijke welvaart van de laatmiddeleeuwse stad en haar ‘poorters’.  

 

In het artistieke werk van Ria Verhaeghe is de walnoot een constante. Tot op vandaag was de walnoot in haar oeuvre voornamelijk een token en een ruilmiddel. Verhaeghe gaf in de loop der jaren menige workshop in scholen en deelde daarbij aan de deelnemers walnoten uit. Zo ook in haar happening op de campus voor wetenschap en techniek VTI Waregem in 2017. Ook hier al is Ria Verhaeghe dromen aan het vangen. Ze heeft zich op een zonnige dag aan een tafel geïnstalleerd op een klein verhoog en ze heeft de scholieren uitgenodigd, haar één voor één een droom te komen vertellen, die ze voor haar opschrijven op een kleurrijke Post-it. Zo ontstaat op de muur van de speelplaats een tijdelijke installatie. In ruil krijgen de jongelui van de kunstenaar een walnoot gevuld met bijenwas. “Meer dan tweehonderdvijftig gasten hebben in de rij gestaan. Dat was zo mooi! Ik heb daar zoveel deugd van gehad”, zegt de kunstenaar. In de Triënnale-tentoonstelling anno 2024 verschijnt de walnoot voor het eerst als installatie. Dreamcatching (2024) is daarmee een ongewoon uitbundig, feestelijk en eruptief artistiek gebaar.

 

De notenschelpen die geprepareerd zijn voor Dreamcatching zijn, zoals altijd in het oeuvre van Verhaeghe, gevuld met ruwe, ongeraffineerde en donkere bijenwas. De kunstenaar smelt de was eigenhandig en bij haar thuis. “Het gieten gaat rap. Het kraken van de noten gebeurt in familiekring. De grootste uitdaging is om tienduizend noten te verzamelen. De partij uit Oekraïne is niet aangekomen.”

 

Ria Verhaeghe geeft al dertig jaar aan mensen die haar een of ander plezier doen, een met bijenwas gevulde okkernoot. Ze gelooft in de kracht van het eenvoudige gebaar, en vindt het geestig dat het object totaal onverkoopbaar is. Ze associeert bijenwas met warmte, zuiverheid en natuurlijke overvloed. Ze verwijst daarbij naar de Duitse(Fluxus-kunstenaar) Joseph Beuys, die bijenwas vaak aanwendde als symbool van communicatie. Beuys beschouwde het materiaal als een medium om ideeën en boodschappen over te brengen. Hij geloofde in de emotionele, spirituele en symbolische betekenis van kunstwerken.

Voor hem was de honingbij het toonbeeld van een harmonieuze samenleving, aangedreven door open communicatie, samenwerking en sociale betrokkenheid. De gele kleuren in zijn werk, geassocieerd met bijenwas, staan symbool voor licht en warmte. Ria Verhaeghe voor haar part apprecieert de bij als symbool van organisatie, vruchtbaarheid en productiviteit, maar ook omdat “bijen staan voor het vermogen het ondenkbare te bewerkstelligen: jarenlang dacht men dat bijen volgens de aerodynamicawetten niet konden vliegen, maar toch vlogen de bijtjes vrolijk door. Geeft je omgeving aan dat wat jij wilt onrealistisch is? Laat dit je er niet van weerhouden stappen te zetten om je dromen te realiseren!”  

 

Afdrijven in een notenschelp

 

Voor Ria Verhaeghe zijn de met bijenwas gevulde okkernoten eventueel ook scheepjes. Misschien is ze ooit op de idee gekomen dankzij haar kinderen, jarenlang met scheepjes in de weer. Maar evengoed is haar installatie - een verzonken eiland met daarrond een twee meter breed verhoog, een schip, een kleine boot waarop goederen zijn overgeladen uit de Zwinhavens van Damme of Sluis. De bezoeker aan Verhaeghes tentoonstelling in de Poortersloge bevindt zich op het dek. Door het ene nog op de buitenwereld uitgevende raam kijkt hij, voorbij het Jan Van Eyckplein, ongestoord uit op de Spiegelrei. 

Het venster in de zaal met de installalie Dreamcatching is in de ogen van de kunstenaar ook een spiegel. “Het gaat immers over de rei, Panta Rhei, Spiegelrei.” 

 

Dreamcatching is het schip dat ligt aangemeerd aan de haven van Brugge, aan de Zwinader, goudader van de middeleeuwse stad, goudader tout court  - maar vandaag om redenen van toerisme. 

 

Misschien herinnert het uitzicht op de rei de toeschouwer wel aan de situatie op het anonieme paneel Lucas tekent de Madonna (eind 15de-, begin 16de eeuw, Brussel) uit het Groeningemuseum. Precies op het vluchtpunt van dit tafereel bevinden zich twee kleine, ruggelings geschilderde figuren, soms in verband gebracht met Maria’s ouders Joachim en Anna, die uitkijken op een stroom - met een beetje goede wil: een rei. Wat er ook van zij, de vrije assosciatie is een plezierige gedachte. En voor wie bereid is nog verder af te drijven: de Brugse kunsthistorische collecties puilen uit van scheepstaferelen en aanlegkades. Men denke bijvoorbeeld aan het Ursulaschrijn (1489) van Hans Memling uit het Sint-Janshospitaal, waar op een van de laterale panelen Ursula inscheept op een karveel samen met  haar elfduizend maagden. Of aan het Retabel van de heilige Nicolaas (1479-1505) van de Meester van de Legende van de heilige Lucia, opnieuw uit de collectie van Groeninge, waar op het linkerluik Sinterklaas koren laat lossen bij een kloeke loskade met loopbrug - en zo een hongersnood weet te voorkomen.

 

Vandaag geeft de Poortersloge niet uit op een loskade. De vaargeul, ooit onderdeel van een stelsel met een zeearm - vijf kilometer breed, en die diep het land indrong - is niet meer. De rei is minder dan een kreek. De mondiale handelsdominantie van Brugge is vanwege de verzanding van de zeearm een verre herinnering en een klein muziekje.

 

Het venster in de zaal met de installalie Dreamcatching is in de ogen van de kunstenaar ook een spiegel. “Het gaat immers over de rei, Panta Rhei, Spiegelrei.” 

 

Zonder stenen geen boog

 

“Ik wil in mijn zaal een toeristische sfeer scheppen die de bezoeker de indruk geeft vanuit het raam iets heel belangrijks te zien”, zegt Ria Verhaeghe, “iets archeologisch”. De expokamer geeft onloochenbaar uit op de historische brug over de Spiegelrei - een schitterende boogbrug of welfbrug. Dat gegeven brengt Ria Verhaeghe tot bij de in Cuba geboren Italiaanse schrijver Italo Calvino, die in zijn literair curiosum en postmodernistisch sprookje De onzichtbare steden (1972) droomsteden evoceert, in wezen geïnspireerd op Venetië. En laat Brugge nu het Venetië van het Noorden zijn; dan begrijp je haar ‘strik’. Verhaeghe vindt de tekst van Calvino “bijna sprookjesachtig, alleen al de namen nemen je mee naar exotische oorden.” 

 

In De onzichtbare steden beschrijft de ontdekkingsreiziger Marco Polo op een zeker moment steen voor steen een brug aan zijn gastheer, de machtige Kublai Kan, keizer der Tataren. ‘Maar welke is de steen waar de brug op rust?’ vraagt Kublai Kan. ‘De brug rust niet op de een of andere steen,’ antwoordt Marco, ‘maar op de lijn van de boog die de stenen vormen.’ Kublai Kan blijft zwijgen, en denkt na. Dan voegt hij eraan toe: ‘Waarom heb je het met me over de stenen? Alleen de boog interesseert me maar.’ Polo antwoordt: ‘Zonder stenen is er geen boog.’ Ria Verhaeghe is geïnteresseerd in de boog én in de stenen - in het luchtledige en in het massieve, in de mogelijkheid en in de zwaartekracht.

 

An der schönen blauen Donau

 

De installatie Dreamcatching is ook een hommage van de kunstenaar aan haar Hongaarse moeder, Juliska Hegëdus. “Mama was in 1926 met de trein uit het Hongaarse Uj-Pest naar Brugge gekomen, als heel arm meisje, om te recupereren - een initiatief van Caritas Catholica. Eerst tijdelijk. Daarna is ze gebleven. Het was een heel lieve vrouw en ze vertelde ons altijd hoe ze met haar blote voeten aan de oever van de Donau zat en droomde dat ze een scheepje was dat naar Brugge zou vertrekken. Dat was een leugen. Ze is nooit op een plek geweest waar je kon pootjebaden in de Donau. De mensen die haar in Brugge hebben opgevangen, waren trouwens niet bijzonder rijk. Ze hebben een kast verkocht om mama’s treinreis te betalen. Mama is gouvernante geweest bij een adellijke familie in het huis aan de Spinolarei waar ik nu woon, en dat indertijd hen toebehoorde. De oma woonde er. Zo zie je maar: er bestaat zoiets als synchroniciteit.” Of hoe Donau en Spinolarei samenvloeien voor de dorpel van de Poortersloge.

 

‘L’amour est le regard de l’âme.’ Simone Weil

 

Ria Verhaeghe was lange tijd actief in de zorgverpleging. Ze gelooft stellig dat kunst een herstellende, regenererende kracht bezit. In haar werken op papier, collages, schilderijen, sculpturen en installaties, experimentele video’s en foto’s, weeft ze zoals Italo Calvino en diens poëtische verteller Marco Polo fantastische verhalen en vangt ze dromen. Dromen van de curator over Het geheugen van het gebouw. Dromen van de Bruggeling, verstoken van een rechtstreekse toegang tot de zee. Dromen van de toerist, uit balans gebracht door zoveel noot. Dromen van het kind, geprikkeld of verstrooid. Dromen van de blinde bezoeker aan de Poortersloge, die het piepen van de wielen van de Brugse koetsen hoort - het klappen van de zweep en de paardenhoeven. In de kunst van Ria Verhaeghe mogen wij onze dromen, verlangens en angsten deponeren, die zij ontvangt in de palm van haar hand. Haar hand is een kelk, een scheepje, een brein, een boog, een noot. Haar verschijning is die van een bij, werkster of koningin: jij kiest.

 

Gezeten aan haar bureau in haar ijskoude atelier, waar de wind zich laat gelden doorheen de kieren van de 17de eeuwse bakstenen trapgevel, op de plek waar zich eertijds de chambrettes van het huispersoneel van de Brugse adel bevonden en met uitzicht op de rei, heeft Ria Verhaeghe iets van een globe. De wereld stroomt in, door, rond en onder haar door. “Ik zit hier zo in het midden mijn krant te doen, foto’s uit te halen en te ordenen. Ik doe dat systematisch, al dertig jaar. Ik probeer veel te herstellen in mijn hoofd. Mijn kunst is een vorm van herdenken, hermaken, healen. Het resultaat is uiteindelijk het ‘product’. Maar het proces zelf is ontzettend belangrijk voor mij. Ik geloof dat empathisch denken aan iemand een zeer menselijke daad is die men kan stellen. Dat zijn mijn Prayers, die doe ik elke dag.” 

 

De kunst van Ria Verhaeghe is een meditatie en een gebed. Er zit een kleine rondboognis boven de barokke natuurstenen ingang van haar huis, met een beeld van Maria die haar kind te drinken geeft. Zij is geflankeerd door twee figuren met de hoorn des overvloeds. Of het zijn de gulle giften aan ons vanwege de kunstenaar, of het tafereel is een allegorie zinspelend op de liefdesgeschiedenis tussen Brugge en de Noordzee. We zijn in alle geval weer thuis.

 
Barbara De Coninck, Antwerpen, 21.03.2024

Ria Verhaeghe

Count Your Blessings (10,000 x)

 

I’m now starting to fill my 5,000th + nutshell. I fill the shells (my darling Rikkie has emptied most of them) with great care, it’s such a beneficent act, it smells so delicious, perhaps it will make me a little more closely involved in the wonderful life of bees.

Ria Verhaeghe 18.03.2024

 

“I’m going to dream catch”, says a sparkling-eyed, smiling Ria Verhaeghe (b. 1950, Roeselare) as I plump down into a chair in her studio, soaking wet. “Catch dreams, on the first floor of the Burghers’ Lodge . All the windows in the exhibition space are being covered with white fibreglass wallpaper. I’ve asked Jan to leave the middle window exposed. Through that aperture, you can see my house on the Spiegelrei. It’s not my house that I specifically want to show, but the canal where the port of Bruges once stood. My studio also looks over it, to the other side of the horizon. I find the open water at the heart of Bruges truly fascinating. Since the Covid pandemic, I’ve been photographing the canal water. I call these works Panta Rhei Spiegelrei (2020-ongoing). I post them on Facebook and Instagram. The volatile, ever-changing, fluctuating water completely captivates me. Heraclitus once said that ‘everything flows’. I meditate daily in front of my attic window, which gives onto the canal. Then I feel very light and free.”

 

Everything flows and solidifies in a nut

 

The installation Dreamcatching (2024), which fills an entire room in the Burghers’ Lodge , is made of beeswax-filled nutshells. A field of no fewer than 10,000 walnut shells. “The walnut is a wonderful fruit, well protected and valuable within”, says the artist.

 

The motif fits beautifully into the theme of the Triennial exhibition, Memory as a Building. Indeed, for Ria Verhaeghe there is a direct link between her walnut as the building’s support and the Burghers’ Lodge , once the meeting room for Bruges’ burghers. She whispers that Greek mythology speaks of tree nymphs or Hamadryades, children of the forest spirit Oxylos, each connected to a single specific tree. Caria from Laconia is the nymph of the walnut tree and (in a previous life) was the youngest daughter of King Dion. Dionysus, the god of intoxication and wine, was inflamed with love for her, but would also kill her two jealous sisters who spread all manner of negative rumours about him. In turn, Caria died of sorrow, until Dionysus transformed her into a terrifically fertile walnut tree. Later, the Laconians built a temple in honour of the nymph. They placed three female statues hewn from walnut in the vestibule, depicting the daughters of King Dion – wooden sculptures: columns and pilasters. Today, these types of supporting female figures are known as Caryatids.

 

With the myth of the nymph Carya at the back of our minds, the installation Dreamcatching by Ria Verhaeghe instantly becomes architecture. Taken together, her diminutive materials – walnut halves – form the proverbial pillars of the Burghers’ Lodge : the rising, fertile water. We then speak of the thriving Bruges port of call that, more than half a millennium ago, guaranteed the riches and exceptional prosperity of the late-medieval city and its ‘burghers’.

 

The walnut is a constant in Ria Verhaeghe’s oeuvre. To date, it has predominately served as a token or a medium of exchange. Over the years, Verhaeghe has given multiple workshops in schools, during which she hands out walnuts to the participants. She did the same at her happening on the VTI Waregem campus for science and technology in 2017. Ria Verhaeghe was already catching dreams, even then. She installed herself at a table on a small platform and invited the pupils to come to her one by one. The sun was shining. They would describe a dream and write it down in front of her on a colourful Post-it note. In this way, a temporary exhibition was created on the playground wall. In exchange, the young people received a walnut from the artist, filled with beeswax. “More than 250 children were standing in line. It was so beautiful! It pleased me enormously”, says the artist. In the Triennial exhibition in 2024, the walnut appears for the first time as an installation. Dreamcatching (2024) is thus an unusually exuberant, festive and eruptive artistic gesture.

 

The nutshells that have been prepared for Dreamcatching are, as always in Verhaeghe’s oeuvre, filled with raw, unrefined and dark beeswax. The artist melts the wax herself at home. “The pouring goes quickly. Cracking the nuts is something we do as a family. The biggest challenge is to collect 10,000 nuts. The consignment from Ukraine failed to arrive.”

 

For thirty years now, Ria Verhaeghe has been giving a beeswax-filled walnut to people who help her out in some way. She believes in the power of the simple gesture and loves the fact that the object is completely unsaleable. She associates beeswax with warmth, purity and natural abundance, thereby alluding to the German (Fluxus artist) Joseph Beuys, who often used beeswax as a symbol of communication. Beuys regarded the material as a medium for conveying ideas and messages. He believed in the emotional, spiritual and symbolic meaning of artworks. For him, the honeybee was the epitome of a harmonious society, powered by open communication, collaboration and social engagement. The yellow colours in his work, associated with beeswax, symbolise light and warmth. Ria Verhaeghe, for her part, appreciates the bee as a symbol of organisation, fertility and productivity, but also because “bees symbolise the ability to accomplish the unthinkable: for years, people believed that bees shouldn’t be able to fly, or at least according to the laws of aerodynamics, yet they continued to travel through the air quite happily. Does your environment suggest that what you want is unrealistic? Don’t let this stop you from taking steps to realise your dreams!"

 

Drifting off in a nutshell

 

For Ria Verhaeghe, beeswax-filled walnut shells can also serve as little boats. Perhaps she originally came up with this idea thanks to her children, who were messing about in boats for years. But equally her installation – a sunken island encircled by a 2-metre-wide elevation, a ship, a little boat on which goods have been transhipped from the Zwin harbour or Damme or Sluis. Visitors to Verhaeghe’s exhibition in the Burghers’ Lodge  find themselves on the deck. Through the single window that gives out onto the world beyond, they have an unhindered view past the Jan Van Eyckplein onto the Spiegelrei. The window in the Dreamcatching room is also a mirror in the artist’s eyes. “After all, it is about the canal, Panta Rhei, Spiegelrei.” 

 

Dreamcatching is the ship that lies moored in the port of Bruges, at the Zwin artery, the golden highway of the medieval city, golden artery tout court – but today for tourism purposes. 

 

Perhaps the view over the canal reminds the viewer of the situation on the anonymous panel Saint Luke Drawing the Madonna (late fifteenth or early sixteenth century, Brussels) in the Groeningemuseum. Two small figures, painted from the back, stand at the vanishing point in this work. Some associate them with Mary’s parents, Joachim and Anna, as they gaze out over a stream or – in a generous interpretation – a canal. Whatever the case, free association is a pleasant thought. And for those who are prepared to drift away still further: the Bruges art historical collections are bursting with scenes of ships and docking quays. One such work that springs to mind is the Saint Ursula Shrine (1489) by Hans Memling from St John’s Hospital, on one of whose lateral panels Ursula is climbing aboard a caravel together with her 11,000 virgins. Or the Retable of Saint Nicholas (1479-1505) by the Master of the Legend of Saint Lucia, again from the Groeningemuseum, on whose left panel Saint Nicholas is having corn discharged at a sturdy unloading quay with a walkway – thus preventing a famine.

 

Nowadays, the Burghers’ Lodge  no longer overlooks an unloading quay. The waterway, once part of a system with a sea arm – 5 kilometres wide, and which penetrated deep into the country – has ceased to exist. The canal is less than a creek. Due to the silting up of the estuary, Bruges’ global trade dominance is but a distant memory and a faint tune. 

 

In the artist’s eyes, the window in the room with the installation Dreamcatching is also a mirror. “After all, it is about the canal, Panta Rhei, Spiegelrei.” 

 

No archway without stones

 

“In my room, I want to create a tourist atmosphere that gives the visitor the impression that they are seeing something important out of the window,” says Ria Verhaeghe, “something archaeological.” The exhibition space undeniably looks out over the historic bridge across the Spiegelrei – a beautiful arched bridge or vaulted bridge. This fact brings Verhaeghe to the Cuban-born Italian writer Italo Calvino, who in his literary curiosity and postmodern fairy tale Invisible Cities (1972) evokes dream cities, essentially inspired by Venice. And given that Bruges is ‘the Venice of the North’, the connection is evident. Verhaeghe finds Calvino’s text “almost magical; the names alone transport you to exotic locations.” 

 

At a certain point in Invisible Cities the explorer Marco Polo describes a bridge to his host, the powerful Kublai Khan, Emperor of the Tartars, stone by stone. ‘But which is the stone that supports the bridge?’ asks Kublai Khan. ‘The bridge does not rest upon any one stone or the other,’ Marco answers, ‘but by the line of the arch that they form.’ Kublai Khan remains silent, reflecting. Then he adds: ‘Why do you speak to me of the stones? It is only the arch that matters to me.’ Polo replies: ‘Without stones there is no arch.’ Ria Verhaeghe is interested in both the arch and the stones – in the void and the solidity, in possibility and in gravity.

 

Beside the beautiful blue Danube

 

Dreamcatching is also the artist’s tribute to her Hungarian mother, Juliska Hegëdus. “Mama arrived in Bruges in 1926 by train from Uj-Pest in Hungary, as a very poor girl, to recuperate – a Caritas Catholica initiative. Her sojourn was initially supposed to be temporary, but afterwards she stayed on. She was a very sweet woman, and she always told us how she would sit on the banks of the Danube, barefooted, and dream that she was a ship about to sail for Bruges. That was a fib. She was never in a place where you could paddle in the Danube. Incidentally, the people who put her up in Bruges were not particularly rich. They sold a cupboard to pay for Mama’s train journey. She worked as a governess to a noble family in their house on the Spinolarei, which is where I now live. The grandmother lived there. So you see, there is such a thing as synchronicity.” Or how the Danube and the Spinolarei flow together at the doorstep of the Burghers’ Lodge .

 

‘Love is the gaze of the soul’ – Simone Weil

 

Ria Verhaeghe worked in nursing care for a long time. She firmly believes that art has a restorative, regenerative power. In her works on paper, collages, paintings, sculptures and installations, experimental videos and photos, like Italo Calvino and his poetic narrator Marco Polo, she weaves fantastical tales and catches dreams. The curator’s dreams about Memory as a Building. Dreams of Bruges’ inhabitants, deprived of direct access to the sea. Dreams of the tourist, disorientated by so much walnut. Dreams of the child, stimulated or distracted. Dreams of the blind visitor to the Burghers’ Lodge , who hears the creaking wheels of Bruges’ carriages – the cracks of the whip and the horses’ hooves. In the art of Ria Verhaeghe we are allowed to deposit our dreams, longings and fears, which she receives in the palm of her hand. Her hand is a chalice, a tiny boat, a brain, an arch, a walnut. She manifests as a bee, worker or queen: you choose.

 

Sitting at her desk in her ice-cold studio, where the wind makes itself felt through the cracks of the seventeenth-century brick stepped gable, in the place where the chambrettes of the Bruges nobility’s domestic staff were once located, and with a view of the canal, Ria Verhaeghe has a globe-like quality. The world streams in, through, around and beneath her door. “I sit right here, in the middle, going through my newspaper, clipping photos out of it and putting them in order. I have been doing this systematically for thirty years now. I try to repair a lot in my head. My art is a kind of commemoration, remaking, healing. The result is ultimately the ‘product’. But the process itself is hugely important to me. I believe that empathically thinking of someone is a deeply human act, the most human thing we can do. These are my Prayers, I enact them every day.” 

 

Ria Verhaeghe’s art is both a meditation and a prayer. Above the baroque stone entrance to her house is a small niche with a curved arch. It contains a statue of Mary nursing her child, flanked by two figures with the cornucopia. Either these are the artist’s generous gifts to us, or the scene is an allegory for the historical love story between Bruges and the North Sea. In any case we are back home. 

 

Barbara De Coninck, Antwerp, 21.03.2024