Cultuurcentrum Brugge

Bart Vantieghem 
comedian - cartoonist

DOODSOORZAAK CHRISTUS


“In comedy is niks leuker dan fatsoenrakkers de gordijnen injagen”


Tekenen is een métier dat je door de jaren heen verwerft, waardoor je na een tijdje min of meer op papier kunt zetten wat je voor ogen hebt. Daarnaast moet je over voldoende fantasie beschikken om een leuke grap te bedenken. Het is een uitdaging en ik zal eerlijk zijn: niet alles wat ik teken is briljant. Maar ik kauw er hard genoeg op tot het goed zit. Ik werk ook als stand-upcomedian en daar kan ik nog meer los gehen dan in mijn cartoons.

In comedy is het doorgaans not done om naar beneden te trappen. Machtshebbers en beleidsmakers zijn kop van jut, de kleine man moet je ongemoeid laten. Daar hou ik mij niet echt aan. In comedy is niks leuker dan fatsoenrakkers de gordijnen injagen. Ik wil ook geen vrijblijvende dingen maken waar de grote massa van houdt: je mag gerust wat gemalen glas in je mond proeven.


Brugge


Er is het klassieke verhaal over ‘Bruges la Morte’ maar ik vind dat daar de voorbije 15 jaar veel ten goede veranderd is. De artistieke initiatieven van Het Entrepot, de Triënnales, Pecha Kucha, noem maar op. Ik rij vaak naar huis langs de Spiegelrei en dat vind ik een fenomenaal stuk Brugge, van een tijdloze schoonheid. De toeristen zitten opeengepakt in een andere zone. In de zomer ga ik ter hoogte van de Spinolarei graag een broodje eten op de borduursteen, met mijn voeten bengelend boven het water, terwijl Jan Van Eyck naar mij kijkt. Dat stukje stad blijft tot mijn verbeelding spreken. Een hoerenbuurt mis ik hier soms wel, en drugsoorlogen uiteraard, zoals in elke zichzelf respecterende stad.

In comedy is niks leuker dan fatsoenrakkers de gordijnen injagen 

 

Ik ben met mijn tekeningen, die altijd wel een grappige insteek hadden, ooit naar de redactie van De Morgen gestapt. Dik twintig jaar geleden was het immers gebruikelijk om bij alle artikels in weekendbijlagen foto’s te plaatsen. Ik stelde de krant voor om beelden hier en daar te vervangen door tekeningen en ze reageerden meteen enthousiast. Daardoor kon ik starten als freelancer. Ik had zo een extra inkomen naast mijn job als taxichauffeur. Nadat ik begon bij De Morgen, kwamen er gauw andere opdrachtgevers op mijn pad: TEEK, HUMO, Jobat, De Standaard, De Krant van West- Vlaanderen… de lijst is behoorlijk lang. 

 

Wat vind je het moeilijkst? De cartoon bedenken, of ze op papier krijgen? 

Het zijn twee aparte disciplines. Tekenen is een métier dat je door de jaren heen verwerft, waardoor je na een tijdje min of meer op papier kunt zetten wat je voor ogen hebt. Daarnaast moet je over voldoende fantasie beschikken om een leuke grap te bedenken. Dat is een uitdaging en ik zal maar eerlijk zijn: niet alles wat ik teken is briljant. Ik kauw er gewoon hard genoeg op tot het goed zit. Dat vergt tijd, net als tekenen. 

 

Brugge en de Brugse politiek inspireren je al jaren, Dictator Dirk en zijn voorgangers zijn bekend door jouw rake strips. Kun je je werk nog los van de stad zien? 

Dictator Dirk is een heel specifiek verhaal. Ik maak het samen met Koen De Brabander. Hij kwam me destijds opzoeken in Gent, nadat hij een cartoonboekje van me had gekocht. Hij speelde met het idee om iets te doen rond Patrick Moenaert en Yves Roose, de toenmalige burgemeester en schepen van cultuur. Ik had nog nooit met iemand samengewerkt, maar Koen was zodanig enthousiast dat ik het project een kans wou geven. Aanvankelijk verschenen de strips op Moon Art Gallery, en daarna volgde Het Brugsch Handelsblad. Zo deelden en delen we de lotgevallen van Kameraad Renaat en de huidige Dictator Dirk met de inwoners van de stad. 

 

Mogen illustratoren en tekenaars met alles lachen? 

Ik vind absoluut van wel en ik censureer mijzelf niet, dat moet een hoofdredacteur maar doen. Ik werk ook als standupcomedian en daar kan ik nog meer ‘los gehen’ dan in mijn cartoons. Ik ga er vrij ver in omdat ik – in tegenstelling tot de strips – geen akkoord voor publicatie moet krijgen. Zo vertel ik in mijn show over mijn zoontje dat zogezegd lijdt aan de verouderingsziekte Progeria. Aan het publiek leg ik uit dat ik daar zo hard van geschrokken was, dat ik het kind meteen na de geboorte te vondeling heb gelegd in een bos. Op dat moment toon ik ook een reusachtige foto van een Progeriakind: heel confronterend. Dan ben je de helft van de zaal virtueel kwijt. Maar ik voeg er meteen aan toe dat het kereltje zodanig snel verouderde dat hij vanuit het bos met de fiets naar huis is teruggekeerd. En dat hij gigantisch kon zagen, over de oorlog en hoe het vroeger allemaal beter was. Na die mededeling heb ik de zaal voor 90% terug mee. In comedy is het doorgaans ‘not done’ om naar beneden te trappen. Machtshebbers en beleidsmakers zijn kop van jut, de kleine man moet je volgens veel mensen ongemoeid laten. Daar hou ik mij niet echt aan, maar ik lach ook niet met het progeriakindje zelf. Ik lach met de absurditeit van de ziekte. Het is geen vrijblijvende comedy waar de grote massa van houdt. Je mag gerust wat gemalen glas in je mond proeven. 

 

Baseer jij je werk op voorbeelden uit de sector? 

Ik heb altijd grote bewondering gehad voor het stand-upwerk van Gunther Lamoot. Hij doet wat in hem opkomt, wars van alle commentaren en reacties van het publiek. In de comedy is er niks leukers dan fatsoenrakkers de gordijnen injagen, dus ik doe het zelf ook. Tijdens mijn sets bewandel ik graag de dunne lijn van wat hoort en niet hoort. Af en toe ga ik erover, daarna keer ik weer terug. Ik bouw het geleidelijk op, zodat het werkt. 

 

Comedy is werken op middellange termijn, voor de strips in de krant heb je maximum een week tijd om iets af te leveren. Wat gaat jou het best af? 

Ik ben van nature lui, zoals veel collega-creatievelingen. Dus ik heb de deadline echt wel nodig om iets te realiseren. Op dat vlak zijn de strips van Dictator Dirk een goeie zaak: ze verplichten me om wekelijks iets af te werken. Ik heb nog een heel leuk idee voor een graphic novel in de schuif liggen, maar ik ben nog niet verder gekomen dan twee pagina’s omdat er dus altijd dringender zaken tussenkomen. Bij een comedyshow werk ik met de focus op de première. Ik speel tussenin met het materiaal en de ideeën, af en toe steek ik er iets nieuws in. Maar die deadline, het ‘af zijn’, is voor mij absoluut nodig om productief te zijn. 

 

Is je werk, je stijl, geëvolueerd door de jaren heen?
Mijn humor is altijd dezelfde gebleven, de tekenstijl is wel geëvolueerd. Bij comedy ben ik met het verouderen misschien zelfs wat stouter geworden. En dan maak je het al eens mee dat je voor het verkeerde publiek komt te staan. Zo werd ik ooit geboekt voor het nieuwjaarsfeest van de Marnixring van Outrijve, een redelijk aangebrande serviceclub die de Vlaamse cultuur hoog in het vaandel draagt. Het jaar voordien hadden ze een tafelgoochelaar gevraagd en ik denk dat het contrast tussen zijn en mijn werk iets te groot was. Ik werd net niet gelyncht. Voor alle duidelijkheid: mensen die comedy gewend zijn, kunnen mijn show meestal wel smaken. 

 

Waar haal jij de mosterd voor je moppen? 

Voor Dictator Dirk is het een mix van realiteit en onzin: Koen De Brabander heeft een paar spionnen op het stadhuis en hij heeft een zwak voor de volkse humor van Willy Lustenhouwer, waar ik zelf verder allergisch voor ben. We bellen twee keer per week om wat ideeën uit te wisselen, ik gooi er absurdisme en een pointe bij en werk de tekening de nacht voor de deadline af. 

 

Schrappen in je werk: doe je dat vaak? 

Als student overkwam me dat geregeld en ik vond het vreselijk om doen. Nu gebeurt het minder, al geef ik toe dat ik niet onverdeeld tevreden ben over alles wat ik al heb gepubliceerd. Soms kijk je terug op dingen en denk je: dit had beter gekund. Soms zit je te dicht op je werk om het kritisch te kunnen beoordelen. Maar ook dat is groeien in wat je doet. Ik heb daar geen spijt van. 

 

Hoe sta je tegenover kritiek? 

Ik heb er absoluut geen problemen mee, maar uiteindelijk doe ik er achteraf mee wat ik wil. Ik vind het altijd waardevol om de mening van mensen te kennen. Ik kan ze gelijk of ongelijk geven en er iets mee doen of er niets mee doen. 

 

Hoe belangrijk is Brugge als werk- en thuisbasis voor jou? 

Toen ik hier belandde als jobstudent-taxichauffeur, kende ik Brugge absoluut niet. Mijn moeder was in die periode net hertrouwd, we woonden in Oostkamp. Ik studeerde nog en zag toevallig een aankondiging in de krant dat ze hier bij Rony’s Taxi’s een jobstudent zochten. Ik nam contact op en maakte die baas met een pokerface wijs dat ik Brugge zeer goed kende. Voor mijn eerste ritten vanaf het station had ik een fichebak gemaakt, met de routes naar tachtig hotels in de stad. Dat systeem werkte fantastisch, tot de taxibaas mij vroeg om hem eens naar Christus-Koning te brengen. Ik dacht dat het een café was en reed op goed geluk hopeloos verloren. Hij kon er gelukkig mee lachen. 

 

Wanneer heb je besloten om je in de stad te vestigen? 

Dat was pas in 2007. Tijdens dat weekendwerk als taximan pendelde ik nog tussen Gent en Brugge. Een collega-chauffeur was bassist bij een bandje. Ik kocht een drumstel en we gingen elke vrijdag repeteren boven het Entrepot. Tijdens de pauze bleven we geregeld plakken in jeugdhuis Comma en in die kring heb ik mijn toenmalige vriendin leren kennen, die in Brugge in een school werkte. Toen ze wou gaan samenwonen, heb ik mijn prachtige loft aan de overkant van het Gravensteen verlaten voor een appartementje in Brugge. 

 

Brugge is anders dan Gent, natuurlijk. Hoe ervaar jij deze relatief kleine provinciestad? 

Er is natuurlijk het klassieke verhaal over ‘Bruges la Morte’ maar ik vind dat daar de voorbije tien à vijftien jaar toch veel aan veranderd is. Denk maar aan artistieke initiatieven van Het Entrepot, de Triënnales, Pecha Kucha. Ik hou in elk geval van de stad. Ik rij ‘s avonds vaak naar huis langs de Spiegelrei en dat vind ik een fenomenaal stuk Brugge, van een tijdloze schoonheid. De toeristen zitten gelukkig opeengepakt in een andere zone. In de lente en de zomer ga ik trouwens graag een broodje eten ter hoogte van de Spinolarei. Zomaar, op de borduursteen, met mijn voeten bengelend boven het water terwijl Jan Van Eyck naar mij kijkt. Dat stukje Brugge blijft tot mijn verbeelding spreken. 

 

Zijn er dingen die je mist in Brugge? Die de stad nog beter zouden maken dan ze al is? 

We hebben geen universiteit natuurlijk, of toch geen echte. Dat zorgt in zekere zin voor een brain drain. Ik ben destijds ook vanuit het onooglijke Avelgem richting Gent getrokken en daar een hele tijd blijven plakken. Een ja, een hoerenbuurt mis ik hier ook wel. En drugsoorlogen, zoals in elke zichzelf respecterende stad. 

 

Is het huidige tekenwerk en de stand-upcomedy jouw droomjob?
In zekere zin wel, al is tekenen doorgaans vrij eenzaam. Je zit alleen aan je bureau te werken. Door de sociale media is er gelukkig iets meer interactie en respons. Toen ik destijds voor HUMO werkte, had ik totaal geen idee over de impact van mijn werk. Dat gebeurde alleen uitzonderlijk, toen iemand mij erover aansprak. Bij stand-upcomedy is er wel die directe reactie, waardoor het leuk werken is. De afwisseling tussen tekenen en comedy en de verschillende dynamieken bevallen me wel. Ik hoop dat ik het kan blijven doen tot aan het einde van mijn loopbaan.