Cultuurcentrum Brugge

Pia Burrick

glaskunstenaar

HI MISTER GORMLEY

“Je moet naar glas leren luisteren, het zingt”


Ik ben al 38 jaar actief als glaskunstenaar. Ik vertrek van zelfgemaakte foto’s: natuur, stadsbeelden, portretten, vaak ook van persfoto’s. Het fijne aan brandschilderen is de techniek op zich. Het glas is een transparante basis waarop je met half of volledig dekkende verven werkt. Het licht is bepalend voor de sfeer van het werk, of het nu om opvallend, dan wel om doorschijnend licht gaat.

Als dochter van een architect heb ik de liefde voor licht letterlijk geërfd. Glas leeft door licht. Het is bovendien een eerlijke, natuurlijke materie die enerzijds hard – glashard – is en anderzijds breekbaar. Het is een moleculaire vloeistof waarmee je gevoelsmatig leert omgaan, en letterlijk leert naar luisteren. Zo heb ik als docent ooit blinde mensen leren glassnijden. Glas heeft dus karakter, het leeft. Koppel dat aan het licht dat doorheen de dag voortdurend verandert en er ontstaat magie door kleur, projectie, reflectie en pure schoonheid.


Brugge


Ik hou van Brugge maar de stad beïnvloedt mijn werk niet. Het is een oude mooie stad en zoals er hier doorheen de eeuwen nieuwe ingrepen gebeurden, gebeuren ze nu ook. Dat is goed, want we moeten voor ogen houden dat de toeristen niet enkel voor het middeleeuwse aspect naar Brugge komen. Als we naar Venetië of Madrid of Rome trekken, gaan we ook naar hedendaagse kunst kijken. Het contrast tussen beide maakt dat ze allebei kunnen schitteren. Brugge zou volgens mij wel gebaat zijn met een boeiende, levende ruimte waar kunst en beeldende kunst een plek krijgen, los van de musea.

Ik koester hier een klein plantsoentje bij het Minnewater waar je op een bankje bij de eenden zit, midden in het groen, rustig en romantisch. Maar ik koester ook het terras van de Bellemanpub in de Jozef Suveestraat waar in de zomer “le tout Bruges” passeert.  Of gewoon op een bank op de Burg mensjes kijken: daar hou ik van.

Je moet naar glas leren luisteren, het zingt
 
Ik ben al 38 jaar actief als glaskunstenaar. Tijdens mijn opleiding aan de Antwerpse academie specialiseerde ik me in monumentale glaskunst en glas in lood. Na een periode van lyrisch abstract ontwerp ben ik geëvolueerd van puur abstract naar grafischer en soberder werk. Glas in lood, collages, smeltwerk en installaties. Ik deed restauratie en werd docente glaskunst aan de stedelijke academie van Brugge. 
 
Door de jaren heen ben ik voortdurend geëvolueerd in vormgeving en techniek. Beroepshalve maak ik glas-in-loodcreaties, geïntegreerd in architectuur. Het is toegepaste kunst waarbij je telkens rekening moet houden met de functie, de stijl en de sfeer van een interieur. Of het nu een café, een kapsalon of een kapel is: elke creatie vraagt om een andere benadering en ontwerpstijl. Maar de klemtoon in wat ik doe, ligt hoe langer hoe meer op mijn vrij werk. 
 
Waarom? 

Omdat ik binnen die discipline het meest mijn grenzen kan verleggen. Tijdens het coronajaar 2020 is dat heel sterk gebeurd. De focus ligt nu op het brandschilderen. Daarmee ga ik grafisch en figuratief aan de slag. En ik blijf uiteraard dingen in opdracht maken, uit liefde voor de architectuur. 
 
Hoe verloopt dat artistieke proces bij brandschilderen? 
Ik vertrek van zelfgemaakte foto’s: natuur, stadsbeelden, portretten, vaak ook van persfoto’s. Het fijne aan dat brandschilderen is de techniek op zich. Het glas is een transparante basis waarop je met half of volledig dekkende verven werkt. Het licht is bepalend voor de sfeer van het werk, of het nu om opvallend, dan wel om doorschijnend licht gaat. 
 
Zijn je brandschilderingen dan een letterlijke vertaling van die foto’s? 
Niet echt. Ik doe er mijn eigen ding mee. De beeldkeuze wordt gemaakt, het schilderen zelf leidt tot improviseren, net als het thema. 
 
Hoe is jouw liefde voor glas als materie gegroeid? 
Als dochter van een architect heb ik de liefde voor licht letterlijk geërfd. Glas leeft door licht. Het is bovendien een eerlijke, natuurlijke materie die enerzijds hard – glashard – is en anderzijds breekbaar. Het is strikt genomen een moleculaire vloeistof waarmee je gevoelsmatig leert omgaan, en letterlijk leert naar luisteren. Zo heb ik als docent ooit blinde mensen leren glassnijden. Glas heeft dus karakter, het leeft. Koppel dat aan het licht dat doorheen de dag voortdurend verandert en er ontstaat magie door kleur, projectie, reflectie en pure schoonheid. 
 
Ben je streng voor jezelf als kunstenaar? Of ben je doorgaans tevreden over je werk?

Het hangt ervan af wat ik doe. Glas in lood is een vrij nuchtere techniek: je weet waaraan je begint en waar je uitkomt. Ik ontwerp en maak daarvoor uitgebreide kleurstudies op papier, de rest is puur uitvoerend werk. Als er een mooie symbiose ontstaat tussen interieur en creatie ben ik gelukkig. Het vrije werk is een ander verhaal: daarin ben ik spontaner, impulsiever, maar ook veel kritischer. Daar zijn kleur, vorm en techniek heel bepalend voor wat ik wil uitdrukken, of dat nu abstract of figuratief is. Het toeval speelt zelden een rol. Na de verhuis van mijn atelier heb ik trouwens ontdekt hoe gigantisch veel soorten glas ik heb, hoe rijk ik ben. Voor het nieuwe werk dat eraan komt, zal ik me laten inspireren door de materie zelf, door de kleur. Ik wil het doen in combinatie met oude gevonden materialen, met metalen structuren, betonijzer. In dat proces ligt nog niets vast en wil ik voortdurend dingen uitproberen. 
 
Is dat wat een kunstenaar nodig heeft: tijd om te evolueren, te groeien, te proberen? 
Absoluut. Je evolueert als mens, maakt veel mee en dat bepaalt je kijk op het leven. Dat vertaalt zich in je werk. Op mijn leeftijd speelt ook het besef dat de tijd die achter je ligt, dubbel zo lang is als de tijd voor je. Dat doet je anders tegen de dingen aankijken, maakt je rijper en kritischer. Daardoor werk je als kunstenaar niet beeldend meer maar verbeeldend. 
 
Is talent daarbij de eerste vereiste? Of begint alles bij scholing? 
Wat is talent, hé? Talent om te kijken, te zien: dat is nodig. Passie en liefde voor het metier zijn ook belangrijk. En een portie lef, het durven, de liefde voor vormgeving in combinatie met een inhoudelijke visie – of net niet. Ik probeer dit de studenten in mijn lessen zo bij te brengen. 
 
Is je thuishaven Brugge een ruimte die je werk bepaalt? 

Niet meteen. Ik hou van Brugge maar de stad beïnvloedt mijn werk niet. Het is een oude mooie stad en zoals er hier doorheen de eeuwen nieuwe ingrepen gebeurden, gebeuren ze nu ook. Dat is goed, want we moeten voor ogen houden  dat toeristen niet enkel voor het middeleeuwse aspect naar Brugge komen. Als wij naar Venetië of Madrid of Rome trekken, gaan we ook naar hedendaagse kunst kijken. Het contrast tussen beide maakt dat ze allebei kunnen schitteren. Brugge zou volgens mij wel gebaat zijn met een boeiende, levende ruimte waar kunst en beeldende kunst een plek krijgen, los van de musea. Het zou de stad meer doen leven, naast de vele ingrepen in de openbare ruimte en de Triënnale.

 

Welke plek in de stad is jou het meest dierbaar?
Er is een klein plantsoentje bij het Minnewater waar je op een bankje bij de eenden zit, midden in het groen, rustig en romantisch. Maar ik koester ook het terras van de Bellemanpub in de Jozef Suveestraat waar in de zomer ‘le tout Bruges’ passeert. Of gewoon op een bank op de Burg mensjes kijken: daar hou ik van.


Zulke plekjes typeren het knusse, gemoedelijke Brugge. Zonder ruwe randjes. Mis je die randjes soms?
Uiteraard, zo is Brugge nu eenmaal. Clean en braaf. Daar zouden we blij om moeten zijn. Maar ik mis toch een beetje avontuurlijkheid. De stad heeft geen industrieel verleden zoals Gent, dat net daardoor een heel brede populatie en veel mooie oude ruimtes heeft. Alles lijkt hier onder controle  en daar hou ik niet meer van. Mijn artistieke rijkdom is dat ik in chaos schoonheid ervaar. Ik hoop dat te kunnen blijven verwerken in mijn creaties.

Ben je een artistieke einzelgänger? Of geniet je ervan om vaardigheden te delen met anderen?
Beide. Ik kan urenlang stukken kleur tegen elkaar afwegen, zoeken op vorm en compositie, spelen met lijnen, nadenken over ruimte en licht. Daar heb ik echt niemand bij nodig. Maar ik geef even graag les. Soms is het ene het verlengstuk van het andere, moet ik bij elke leerling opnieuw vormelijk, inhoudelijk en technisch schakelen. Dat is intensief maar het daagt ook uit en mijn eigen ervaring deel ik heel graag met hen.

 

Hoe zou je je stijl benoemen?
Ik heb geen stijl. Ik verander voortdurend van koers. Curatoren en galeriehouders kunnen me niet in een vakje stoppen, tenzij dat van het ambacht. Pia draagt wel de stempel glas in lood, maar ik wil niet dat die stempel blijvend aan mijn naam vasthangt. Van mij krijg je kunst waarin glas en licht de hoofdrollen spelen en waarvan de thematiek met mij mee verandert.

Het ultieme werk dat je nog wil maken: hoe ziet dat eruit?

Alles hangt af van de ruimte die ik daarvoor ter beschikking krijg. Laat ik die dan als vertrekpunt gebruiken voor een grote ruimtelijke installatie, waar soorten glas een spel van licht en beweging brengen. Of geef mij een stuk natuur waar ik via spiegels opga in de bomen.

 

Wat moet jouw kunst bovenal met mensen doen? Hen ontroeren, raken, choqueren?

De schoonheid moet primeren. Ik heb het een beetje gehad met kunst die mensen een geweten schopt. We weten ondertussen dat het niet goed gaat met de wereld maar net daarom voel ik nu nood aan troost, aan schoonheid, aan joie de vivre, zowel bij het aanschouwen als bij het creëren.