out of hands
fABULEUS / Michiel Vandevelde
een trip van duisternis en hoop
Steven De Belder
De periode waarin een jongere de onschuld van het kind-zijn stapsgewijs achterlaat en langzaalm doorgroeit naar de zelfstandigheid en de verantwoordelijkheden van het volwassen-zijn, is voor de meeste tieners geen walk in the park. Alles is in transitie: hun lichamen raken uit balans, ze worden zich bewust van de complexiteiten van hun eigen seksualiteit en die van hun peers, de verwachtingen van de mensen rondom hen worden groter. Maar dat gaat niet meteen gepaard met een heldere blik op wat ze zelf dan wel willen en kunnen. Vooralsnog lijkt de wereld veel te ingewikkeld en zien ze niet hoe ze op die draaimolen kunnen springen, laat staan hoe ze zich daarop zouden kunnen handhaven. Alles schreeuwt de jongeren toe dat zij de hoop en de toekomst in zich dragen, maar zij voelen zich in deze fase vooral verloren, eenzaam en onbegrepen.
In ’out of hands’ exploreert Michiel Vandevelde deze levensfase, samen met een groep van dertien jonge dansers en muzikanten. Hoewel Vandevelde vaak voorstellingen maakt vanuit een kritische analyse van de wereld rondom hem, vertrekt hij hier in de eerste plaats vanuit een gevoel van empathie en een zoektocht naar hoop. In zijn eigen tienerjaren was Vandevelde ook zo’n dolende en depressieve puber, en werd hij als dusdanig ook getypecast door Natasha Pire in de fABULEUS-voorstelling ‘Instant karma’ in 2004, toen hij dertien was. Vandevelde had net ontdekt dat dans misschien wel iets voor hem was, en die ervaring legde zijn leven in een nieuwe plooi: hij zou nog meedoen met verschillende andere fABULEUS-producties, maakte daar ook zijn eerste eigen creaties als tiener, en keerde er na zijn studies dans en choreografie in PARTS ook meteen terug voor zijn eerste professionele podiumproductie, ‘Love songs (Veldeke)’(2013). In 2018 creëerder hij ‘Paradise now (1968-2018) met een groep jongeren, en met ‘out of hands’ is hij voor de derde keer te gast.
Vandevelde ziet veel parallellen met zijn eigen gevoelens als jongere, maar ook verschillen. “Ik had veel meer hoop. Ik was zeer activistisch en dus ook zeer pessimistisch, maar wel vanuit de gedachte dat het nog niet te laat was. Ik zie dat de jongeren van ‘out of hands’ ook geëngageerd zijn, en daarin schuilt hoop, maar de omstandigheden zijn nu wel totaal anders. In mijn tienerjaren zeiden we nog: het is tien voor twaalf voor het klimaat. Nu zeggen we: het is tien na twaalf. Dat is een fundamenteel verschil.” De activist in Vandevelde legt zich daar niet zomaar bij neer, en de voorstelling portretteert dan ook niet alleen de worstelingen van jongeren met het leven en de toekomst, maar biedt ook een zeker houvast, een perspectief van bewustzijn, samenwerking en bevrijding. Voor Vandevelde is het stuk nadrukkelijk geen autobiografie van de dertien performers. “Ze hebben niet specifiek toegehapt omwille van het thema; ze willen gewoon graag op scène staan. Waar ik naartoe wil, is dat het proces emanciperend werkt. Ik hoef niet te ontdekken wie de jongeren zijn; ik wil – met hen – ontdekken wie zij mogelijks kunnen worden.”
De live muziek bepaalt in sterke mate de atmosfeer van de voorstelling. Zes jonge muzikanten, van wie de meeste elkaar niet kenden voor deze creatie, schreven onder begeleiding van muzikant Ephraïm Cielen een reeks nieuwe songs en soundscapes waarin ze invloeden verwerkten uit verschillende vormen van experimentele muziek (industrial, metal, post-rock) die de luisteraar meetroont naar donker-romantische werelden. “Er is een soort monsterlijkheid inherent aan het jong-zijn”, zegt Vandevelde, “en dit soort dreunende muziek was voor mij passend om die extreme ruis in het hoofd te verbeelden.” Tegelijk biedt dat soort donkerte ook een uitlaatklep, een intens maar ook enigszins veilig gevoel, een paraplu om samen onder te schuilen. Door het creëren van een gedeelde ervaring, zowel in het muzikale als in het fysieke, zoekt Vandevelde manieren om die donkere innerlijke fantasieën te kanaliseren en om te zetten in een beleefde ervaring die een tegengewicht geeft tegen het gevoel dat alles zinloos en niets zeker is.
Het proces van zelf-ontdekking is de rode draad in het fysieke materiaal van de voorstelling. De eerste scène bestaat vooral uit het creëren en laten desintegreren van menselijke piramides, en verbeeldt de onzekerheid en onvoorspelbaarheid van het samenzijn en samenwerken. In de tweede scène verwijzen de ijzeren kettingen waarmee gedanst wordt naar de wereld van de bdsm, die ook vaak opgeroepen wordt in de muzikale werelden van gothic, metal en industrial waartegen de muziek zich aanschurkt. In die wereld zitten veel omkeringen, waarbij overgave aan het ‘negatieve’ zelf een positieve kracht kan worden. En in de laatste scène gaan ze op zoek naar een ander soort fysieke overgave, ogenschijnlijk heel zelf-gericht maar wel in sterke connectie met elkaar. Doorheen de gezongen mantra ‘Who will love you when I don’t, who will fuck you when I won’t’ wil Vandevelde een “zuiveringsritueel van het eigen innerlijk” tonen. “Wat we tonen is een soort van dark cult, een gemeenschap die samenkomt en weirde dingen doet en je meeneemt in die tunnel met beelden die zeker niet extreem zijn maar je hopelijk wel uitdagen om je ertoe te verhouden.”
(citaten uit een interview van Ine Van Baelen met Michiel Vandevelde voor fABULEUS)
Twaalf jonge dansers en muzikanten exploreren de duistere krochten van het opgroeien.
In oude mythes staat jeugdigheid vaak symbool voor zuiverheid, onschuld en hoop, maar achter dat ideaalbeeld schuilt een heel andere wereld: die van lichamen uit balans, donkere gedachten en ontluikende seksualiteit.
“Ik ben ervan overtuigd dat iets delen in een vorm van gemeenschap kan helpen op de weg er naartoe. Hopelijk kan deze voorstelling dat gevoel opwekken.” (Michiel Vandevelde)
‘Man is like a spring flower’ van Lingua Ignota, een van de inspiratiebronnen voor de muzike van ‘out of hands’: donker, repetitief en theatraal.