Cultuurcentrum Brugge

Wietse 
kunstenaar

EXPLOSION OF THOUGHTS


“Ik ben een sarcast in alles wat ik doe”


Ik beschouw mezelf niet exclusief als beoefenaar van street art. Het is voor mij een canvas, en er zijn verschillende canvassen. Ik werk op doek, op muren, noem maar op. Noem me maar ‘artiest’. Ik ben er een beetje ingerold toen ik destijds aan het KASK in Gent studeerde. Ik ontmoette er andere creatievelingen, bracht ook tijd door in het befaamde graffitistraatje en heb er mijn eigen stijl ontdekt en ontwikkeld. Spuitbussen komen er niet aan te pas, ik doe alles met verf en penseel. Vandaar het eelt op mijn handen.

Mijn stijl slalomt tussen karikaturen en realisme. Anatomisch gezien kloppen figuren in mijn schetsen redelijk goed, maar ik geef er een stilistische draai aan. In elk geval is mijn werk komisch, realistisch, met een maatschappelijke toets. In Oostende tekende ik al een gigantische haai in een plastic fles. Ik doopte het werk ‘Pets for the future’. De woordspeling ‘pets’ verwijst naar knuffeldieren en naar de PET-flessen. Die referentie is voor mij superbelangrijk. Ik ben een sarcast in alles wat ik doe, dat uit zich in woorden en beelden. Het is mijn manier om een boodschap over te brengen.


Brugge


Ik woon hier al mijn hele leven, ben een trotse Bruggeling. Op cultureel vlak beweegt hier veel, maar naar mijn gevoel mag het nu en dan wat sneller gaan. Dat is het enige wat wringt. Pas op: een stad hoeft geen band voor het leven te zijn. Ik zou net zo goed kunnen aarden in Vietnam of in Lissabon. Roots blijven roots, maar het moment bepaalt alles. 

Mijn Brugse hotspot? Ik ben een horecaman, heb in de sector gewerkt voor ik in de kunsten stapte. Dus ik moet wel een restaurant kiezen. Geef mij in dat geval ‘t Bagientje, waar ze de echte Vlaamse kost serveren, in een sfeervol en gezellig kader. Die dingen vind ik erg belangrijk: sfeer, gezelligheid, mensen spontaan leren kennen.

Ik ben een sarcast in alles wat ik doe

 

Ik beschouw mezelf niet exclusief als beoefenaar van street art. Het is voor mij een canvas, en er zijn verschillende canvassen. Ik werk op doek, op muren, noem maar op. Noem me gerust kunstenaar. Ik ben er een beetje ingerold toen ik destijds aan het KASK in Gent studeerde. Ik ontmoette er andere creatievelingen, bracht ook tijd door in het befaamde graffitistraatje en heb er mijn eigen stijl ontdekt en ontwikkeld. Spuitbussen komen er niet aan te pas, ik doe alles met verf en penseel. Vandaar het eelt op mijn handen. 

 

De maatschappijkritiek is nooit ver weg in je werk. Hoe zou je je stijl omschrijven? Maatschappijkritiek is niet per definitie waar ik naar streef. Al moet ik wel toegeven dat ik geregeld met innerlijke frustraties kamp. Die inspireren me, maar een label op mijn stijl kleven is moeilijk. Ik ben in de eerste plaats een tekenaar. Mijn stijl slalomt een beetje tussen karikaturen en realisme. Anatomisch gezien kloppen figuren in mijn schetsen redelijk goed, maar ik geef er een stilistische draai aan. In elk geval is mijn werk komisch, realistisch, met een maatschappelijke toets. De media en de nieuwsberichten zijn in die context een ideale voedingsbodem voor elke artiest. 

 

Reizen helpt jou ook ideeën verzamelen, las ik al. 

Ik reis vaak en doe dat in de eerste plaats weer omwille van dat maatschappelijke. Zien hoe mensen ergens leven, hoe ze dingen aanpakken. Ik bezocht al meermaals Vietnam, zat in Brazilië, liep rond in de favela’s... die zaken laten een indruk op je na. Van nature ben ik niet iemand die de luxe gaat opzoeken. Ik wil op elke reis het gevoel hebben dat ik echt leef. Dat inspireert keer op keer. 

 

Zitten de schetsen in je hoofd voor je aan de slag gaat? 

Het hangt ervan af. Particulieren of bedrijven vragen soms een ontwerp maar meestal krijg ik op plekken waar ik werk carte blanche. Ik weet welke zaken ik in een tekening wil stoppen. Er is een blauwdruk, zeg maar. Op de plaats zelf begin ik er gewoon aan en zie ik waar ik uitkom. De compositie en de tekening zijn vaak het resultaat van een momentopname, zonder dat ik te hard nadenk over de dingen. 

 

Samsonite strikte je al voor een project in Hongarije. Wat doet zo’n internationale call met jou? 

Ik probeer daar niet te veel over na te denken. Ik wil dingen zoveel mogelijk op dezelfde lijn plaatsen, gelijk benaderen. Meestal zijn het gewone mensen die me weten te vinden en appreciëren wat ik doe. De grote aandacht is natuurlijk leuk meegenomen want Brugge is vrij klein, het is fijn om eens in een grootstad aan de slag te kunnen. Daar zit extra potentieel. Als je Brugge of België verlaat, ontdek je bovendien keer op keer nieuwe dingen. Maar dat is voor mij niet het belangrijkste. Ik wil dat mijn stijl organisch de wereld intrekt, niet ikzelf. 

 

Stimuleren van jong talent: ook daar ben je mee bezig. Vanwaar die drive? 

Ik vind het gewoon fijn om een helpende hand te zijn voor volgende generaties. Vandaar dat ik betrokken was bij de eerste editie van het street art festival ‘The Bridges’ in Brugge. Daarmee trekken we lokaal en regionaal talent aan en creëren we kansen waardoor mensen kunnen groeien. De flyer voor dat festival werd ontworpen door een andere jonge artiest. Ik had het zelf kunnen doen, maar ik geef liever kansen omdat ik er zelf ook veel gekregen heb. Een mentor zou ik mezelf niet noemen, maar wel iemand die mensen de weg wijst. Als je hard genoeg werkt en voor je doel blijft gaan, dan kom je er. 

 

Was dat ook de filosofie achter ‘The Bridges’? 

Ja en neen. Er waren acht kunstenaars uitgenodigd. Vier uit de regio, drie uit Brugge en ik zelf. We wilden Brugge vooral opentrekken. Veel van wat er in de stad gebeurt, zit geconcentreerd binnen de stadsmuren. Dat is mooi, maar Brugge heeft zoveel meer te bieden. Ik focuste met het project op de Vesten, en we lokten bezoekers ook naar Sint-Kruis, Assebroek en de andere deelgemeenten. We wilden kunst decentraliseren, op wijkniveau promoten. Als je naar Gent kijkt, heb je een hoop van die levendige wijken: Ledeberg, het Rabot, noem maar op. Mijn atelier in Brugge ligt op Sint-Anna, maar de spirit van weleer is er een beetje verdwenen. We hebben dat gevoel via ‘The Bridges’ weer even tot leven geroepen. 

 

In 2020 kreeg je de bekroning ‘Street Art van het jaar’ voor een muurschildering in Oostende. Een aanklacht tegen de plastic soep. 

Ook dat was weer een momentopname. In 2019 had ik de ambitie om met het project ‘365’ elke dag een tekening te maken. Ik wou er emoties van mezelf en anderen instoppen, er gevatte kritiek op geven. Vervuiling en ecologie kon ik in daarbij niet uit de weg gaan, die dingen houden me bezig. Ik probeer zelf zo milieubewust mogelijk te leven, al lukt het niet altijd perfect. Voor Oostende tekende ik een gigantische haai in een plastic fles. Ik doopte het werk ‘Pets for the future’. De woordspeling ‘pets’ verwijst naar knuffeldieren en naar de PET-flessen. Die referentie is voor mij superbelangrijk. Ik ben een sarcast in alles wat ik doe, dat uit zich in woord en beeld. Het is mijn manier om een boodschap over te brengen. 

 

Even van Oostende naar Brugge, je thuisstad. Is er hier genoeg ruimte voor street art? 

Er is zeker heel veel potentieel. Het enige knelpunt is het label dat Brugge soms draagt. Oud en nieuw komen in steden als Antwerpen en Gent vlot samen. Dat is in Brugge wat moeilijker, maar nogmaals: er is potentieel. Je ziet het ook aan nieuwe initiatieven. Als ze van hogerhand gesteund worden, is dat een uitstekende zaak. Ik blijf dus hier om mee aan de kar te trekken. 

 

Hoe belangrijk is de stad als thuisbasis? 

Ik woon hier al mijn hele leven, studeerde in Gent, verbleef ook een poos in het buitenland. Roots blijven uiteraard belangrijk. Ik ben een trotse Bruggeling. Op cultureel vlak beweegt hier veel, maar naar mijn gevoel mag het nu en dan wat sneller gaan. Dat is het enige wat wringt. Pas op: een stad hoeft geen band voor het leven te betekenen. Ik zou net zo goed kunnen aarden in Vietnam of in Lissabon. Roots blijven roots, maar het moment bepaalt alles. 

 

Wat is jouw persoonlijke hotspot in Brugge? De plaats waar je het liefst vertoeft? 

Ik ben een horecaman, heb in de sector gewerkt voor ik in de kunsten stapte. Dus ik moet wel een restaurant kiezen. Geef mij maar ‘t Bagientje, waar ze de echte Vlaamse kost serveren, in een sfeervol en gezellig kader. Die dingen vind ik erg belangrijk: sfeer, gezelligheid, mensen spontaan leren kennen. Dat doe ik altijd als ik iets ga eten. 

 

Connecteren met mensen doe je ook heel bewust online. Absoluut. Ik vind het razend interessant om linken te leggen via de sociale media. Zo ligt de weg open naar nieuwe projecten, verse inspiratie. Die flow ligt me wel. 

 

Pluk je soms inspiratie uit die ontmoetingen? 

Ik pluk er eerder kernwoorden uit. Ik focus op wat aan mijn ribben blijft kleven. Dat kunnen inderdaad ontmoetingen zijn. Zelfs in dit interview kan er me plots iets opvallen dat ik in gedachten blijf vasthouden en waar later een kunstwerk uit groeit.

 

Je werk is op tal van plaatsen in Brugge te zien. Zijn er locaties die nog op je verlanglijstje staan?
Ik scout mijn locaties in elk geval zelf. Ik spreek particulieren aan, ze zijn vaak vlotter bereikbaar dan grote spelers. Ik leg mijn ideeën op tafel en daar breien we samen op verder. Op de Vlamingdam, WZC Minnewater, Dok 54 heb ik mijn artistieke stempel al gedrukt. Persoonlijk ben ik ook een grote fan van de oude zeehaven van Brugge, daar kun je heel fijne dingen doen. Er staan gigantische gebouwen, er zit nog een hoop potentieel dat nu niet benut wordt. Volgens mij kunnen er daar en elders in de stad leuke cafés ontstaan, kunnen er sites ingekleurd worden. Ik ben daar groot voorstander van. Dus wie weet...